Molukse Barak

Molukse barak

Molukse Barak | december 2024 | i.o.v. het Nederlands Openluchtmuseum Arnhem

Deze barak is in het Nederlands Openluchtmuseum gekoppeld aan het Canonvenster ‘Indonesië’ en wordt daarmee gepresenteerd als ‘Molukse barak’. De presentatie verwijst daarmee naar de periode september 1954 tot november 1962, toen vanuit de Molukken terugkerende soldaten van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) ‘tijdelijk’ in het kamp Lage-Mierde werden gehuisvest.

Een DUW-barak

De barak werd echter in 1940 gebouwd als onderdeel van het werkkamp Lage-Mierde, dat werd opgericht voor huisvesting van arbeiders. Deze waren in het kader van de werkverschaffing tewerkgesteld bij de ontginningen van heide door de Heide Mij. Deze voor huisvesting bestemde barakken werden op veel plaatsen in Nederland gebouwd en werden (later), naar de Dienst Uitvoering Werken als ‘DUW-barakken’ aangeduid. Bijzonder aan deze uit Lage Mierde overgeplaatste barak is dat het geen standaardbarak voor huisvesting betreft, maar een barak waarin zich naast de centrale keuken ook de woning van de kampbeheerder bevond. Juist deze functies bleven ook na de verplaatsing aan zowel het exterieur als het interieur goed herkenbaar door de markante schoorstenen, de grote licht- en luchtkap, het uitgifteloket en de geaccentueerde gevelopeningen van de woning van de kampbeheerder.

Later werden enige tijd dienstplichtige militairen in het kamp Lage-Mierde geplaatst en aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werden evacueés uit de omgeving van Nijmegen in het kamp gehuisvest. Vanaf 1947 was het, naast werkkamp, enige jaren een vakantiekamp van de stichting ‘Het Vierde Prinsenkind’, voor kinderen van gesneuvelde militairen.

Woonoord Lage-Mierde

In september 1954 werd het barakkenkamp in gebruik genomen als woonoord voor van de Molukken afkomstige oud-militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen.  Na de afscheiding van Nederlands-Indië als kolonie van Nederland in 1949, werden vanaf de eerste helft van 1951 grote aantallen KNIL-militairen en hun gezinnen ‘voor hun eigen veiligheid’ naar Nederland  gehaald onder de belofte van een eigen Molukse Staat. Aanvankelijk lag de focus vooral op het eiland Ambon en werd gesproken van Ambonezen. Pas later kwam het besef dat de oud-militairen ook van andere locaties binnen de Molukken afkomstig waren en werd gesproken van Molukkers.

Omdat de huisvesting van tewerkgestelden grotendeels overbodig was geworden, werden ook de barakken van kamp Lage-Mierde gebruikt voor de huisvesting van 18 gezinnen, in totaal ca. 130 personen. De organisatie van de DUW-kampen was nog niet beëindigd, zodat het personeel hiervan mede de opvang van de Molukkers kon verzorgen. Kamp Lage-Mierde werd omgedoopt tot ‘Woonoord Lage-Mierde’ en zou tot november 1962 voor de huisvesting van Molukkers worden gebruikt.

Permanenten huisvesting voor Molukkers

Omdat de als ‘tijdelijk’ beoogde repatriëring uitmondde in een permanente huisvesting in Nederland, ontstond grote onvrede over de langdurige onzekerheid en slechte omstandigheden waarin de Molukkers gedurende vele jaren werden opgevangen. 

Omdat de kampen niet geschikt waren voor langdurige opvang, werden vanaf 1959, verspreid over Nederland, speciale Molukse wijken gebouwd. Deze, veelal betrekkelijk kleinschalige wijken (maximaal 50 woningen) waren bedoeld om de Molukkers zoveel mogelijk met hun eigen gemeenschap en cultuur in Nederland te laten verblijven. Uit deze aanpak bleek echter ook dat er weinig zicht meer was op de beloofde zelfstandige Molukse staat. Bestaande kampen moesten daarom soms met harde hand, of zelfs gewapend ingrijpen, worden ontruimd omdat het vertrek uit de kampen de Molukkers dwong tot verdere integratie in de Nederlandse samenleving.

Het leidde in 1975 en 1977 bij de Drentse dorpen Wijster en De Punt tot treinkapingen. Daarmee eiste een inmiddels al tweede generatie Molukkers dat de Nederlandse Staat haar belofte van een zelfstandige Molukse staat inloste.

Er werden vanaf 1959, verspreid over Nederland, 71 Molukse wijken gebouwd, die onder beheer van Dienst der Domeinen van de Nederlandse Staat vielen. Daarmee was dit de enige bevolkingsgroep in Nederland met ‘eigen’ woonwijken. Tot aan de jaren tachtig zouden er echter ook nog Molukkers in kampen blijven wonen. In de jaren tachtig kwamen de meeste wijken onder beheer van gemeenten en woningbouwcorporaties, maar vaak bleven tot op heden regelingen van toepassing om de wijken exclusief voor Molukkers te behouden.

Woonoord wordt gemeentewerf

Vanaf 1964 tot 1977 werd woonoord Lage-Mierde in de zomermaanden als vakantieoord voor kinderen van arme Katholieke Rotterdamse arbeidersgezinnen gebruikt. Daarna werd het terrein in gebruik genomen als gemeentewerf en werden de meeste gebouwen op het terrein gesloopt. De beheerderswoning werd echter bewoond en bleef zo gespaard voor sloop, zodat deze in 2002-2003 naar het Nederlands Openluchtmuseum kon worden overgeplaatst.

De voormalige beheerderswoning en de centrale keuken werden weer grotendeels naar de oorspronkelijke situatie in 1940 gereconstrueerd. Het rechterdeel van de barak werd als expositieruimte ingericht met daarin ook een reconstructie van een woonverblijf van de Molukse gezinnen, zoals deze zich in de woonbarakken bevonden. Op deze wijze konden zowel de organisatie van het Woonoord Lage-Mierde alsook de leefomstandigheden in één gebouw gepresenteerd worden.

Inmiddels bestaan plannen voor het voor het wijzigen van de presentatie in delen van het gebouw. Daarom is het Monumenten Advies Bureau gevraagd dit gebouw te onderzoeken en de cultuurhistorische waarden van het gebouw in kaart te brengen.

Afb. 2 – Beeld van Kamp Lage-Mierde in 1952 – Molukserfgoed.com.

Afb. 5 – Middengebied van Kamp Lage-Mierde – Nationaal Militair Museum, nr. 00320085.