Huis van Bewaring II Amsterdam

Huis van Bewaring II Amsterdam

Bouwhistorische verkenning en waardestelling | oktober 2016 | opdrachtgever: Stone22

De locatie van Huis van Bewaring II lag op het moment van de bouw in 1888 nog in een verder vrijwel onbebouwd gebied in de Binnendijksche Buitenveldertsche Polder. De hoger gelegen Amstelveenseweg vormde de belangrijkste ontsluiting binnen het gebied, dat op dat moment nog tot de gemeente Nieuwer Amstel behoorde.

De strafgevangenis van W.C. Metzelaar

Door W.C. Metzelaar werd t.b.v. het college van regenten een toelichting op het ontwerp gegeven. Dit geeft een mooi beeld hoe tegen het bouwen van een strafgevangenis in deze periode werd aangekeken. Duidelijk is in ieder geval dat efficiëntie en lage kosten van doorslaggevend belang werden geacht.

“De kostbaarheid der terreinen, wat den aankoop betreft, en de slapte van de bodem, die dure fundering ten gevolge heeft, dwingt hier nog meer dan elders om zoo beknopt mogelijk te bouwen.
De ondergetekende heeft dan ook niet geaarzeld, om de cellen vleugels kort, doch 4 étages hoog te maken (begane grond en 3 gallerijen). Die zelfde hoogte heeft men ook reeds toegepast te Rotterdam en Groningen waar men 1 sousterrein en 3 étages heeft; en te Breda en Arnhem waar begane grond en 3 étages aanwezig zijn. Zij zal allerminst te Amsterdam bezwarend zijn, waar de meeste huizen meer dan 4 étages hebben, en hunne hoogte in een gevangenis slechts gering zijn.

De inrichting der gevangenis is verder zoodanig dat de gevangenen nimmer gedurende hun straftijd in een geheel vrije omgeving komen, zoodat ontvluchting anders dan naar geweldigen uitbraak onmogelijk is. De wandelplaatsen toch grensen onmiddellijk aan de vleugels, en zijn zoowel a/d voorzijde als van boven geheel van ijzeren rasterwerk voorzien, zoodat ontsnappen daaruit niet mogelijk is

Evenzoo ligt de cellulaire kerk in het gebouw, en zal deze wat de vensters enz. betreft ook geheel van tralies enz worden voorzien. De gevangenen komen alzoo nimmer op het terrein om de gevangenis. De bewaking is dus zoo gemakkelijk mogelijk, de veiligheid zoo groot mogelijk gemaakt. Dit terrein is voorts door omsluiting met de woningen en tuinen van het ambtenaarspersoneel (ontoegankelijk voor het publiek) zoo veel mogelijk van den openbaren weg en andere toegangswegen geisoleerd, en komt de ringmuur slechts met betrekkelijk kleine gedeelten daarachter uit.

Het cellulair rijtuig kan onder een overdekte doorrid van de uiteinden te sluiten, als het rijtuig zich daarin bevindt, de veroordeelden opnemen of afgeven, zonder door het publiek gezien te worden. Door deze inrichting in de plaats te stellen der tot nu toe gebruikelijke hoofdpoorten, wint men het jaarlijksch salaris van een buitenportier uit, afgescheiden van den min kostbaren aanleg wat uitgestrektheid van terrein, en bouwkosten betreft.

10 Dec 1886 W.C. Metzelaar”

Bron: Nationaal Archief Den Haag – Archief Ministerie van Justitie – Gebouwen 2.09.35.05/inv.168.

Oorspronkelijke opzet

De bouw ving aan in 1888 en werd uitgevoerd door de Rotterdamse aannemer Fa. J. Hoos en Zonen voor Fl. 380.582,-. De aanleg van een centrale (warmwater) verwarming werd afzonderlijk aanbesteed en uitgevoerd door de Sociëte Anonyme Des Usines De Jumet voor Fl. 18.500,-. In 1891 werd de bouw afgerond.

Het complex werd opgezet volgens het kruisvormige vleugeltype, met drie cellenvleugels en een administratiegebouw in betrekkelijk sobere eclectische stijl. Daarnaast een woning voor de directeur, een woning voor de adjunct-directeur en een woning voor de adjunct-directrice. Verder werden een magazijn en zes bewaarderswoningen gebouwd.

In tegenstelling tot de eerder door zijn vader J.F. Metzelaar ontworpen gevangenissen is het ontwerp voor deze Strafgevangenis zeer sober te noemen. Evenals bij de koepelgevangenis in Haarlem omlijsten de woningen het administratiegebouw. Het administratiegebouw is weliswaar iets rijker gedetailleerd dan de cellenvleugels, maar voor die periode als ‘sober’ te betitelen. De overige zijden van het gebouw werden uiterst sober uitgevoerd.

Het gebouw kreeg een zeer regelmatige structuur met drie cellenvleugels van vier bouwlagen met cellen aan weerszijden van een brede gang. De cellen waren toegankelijk via galerijen. Alleen de westelijke vleugel kreeg op het niveau van de tweede verdieping een volledige vloer. De twee hoogste verdiepingen in deze vleugel vormden de vrouwenafdeling. Op de kop van elke cellenvleugel waren acht luchtplaatsen aangelegd.

In het administratiegebouw waren op de begane grond verschillende dienstruimtes en een kantoor voor de directeur ondergebracht. Op de verdieping van het administratiegebouw werd een stalleskerk gebouwd, waarin de gevangenen zonder onderling contact de dienst konden bezoeken.

Latere aanpassingen

Na de bouw vonden nog verschillende aanpassingen plaats, maar aan de hoofdopzet van het gebouw, of hoe dit functioneerde veranderde lange tijd weinig. In 1918/1919 werd het gebouw voorzien van een elektrische verlichtingsinstallatie en in 1920 werd het centrale verwarmingssysteem gerenoveerd. Bij deze werkzaamheden werd het systeem omgevormd van een zogenaamd ‘zwaartekrachtverwarming’ naar een ‘pompenverwarming’.

In 1941 werd de strafgevangenis omgevormd tot Huis van Bewaring II. Hiervoor vonden verspreid door het gebouw de nodige kleinere verbouwingen plaats, hoofdzakelijk om bestaande ruimtes op hun nieuwe functie of gebruik aan te passen.

Bij een renovatie van 1959 tot 1961 kwam de stalleskerk in het administratiegebouw te vervallen, waardoor hier een extra verdiepingsvloer kon worden ingevoegd. De ringmuur werd in deze periode met betonnen ribben verstevigd en aan de binnenzijde werd een ‘droge gracht’ aangelegd.
Renovatie 1986
Het Huis van Bewaring was tot 1978 in gebruik, maar werd toen overbodig vanwege de ingebruikname van de Bijlmerbajes. Het zou echter van betrekkelijk korte duur zijn, aangezien in het midden van de jaren 80 een groot cellentekort ontstond. Hierop werd besloten het Huis van Bewaring zeer ingrijpend te renoveren en opnieuw in gebruik te stellen.

Bij de zeer ingrijpende renovatie die volgde, werden buiten het oorspronkelijke gebouw alle bouwdelen en de ringmuren gesloopt. Wel bleven de bewaarderswoningen behouden. Naar ontwerp van het Amsterdamse architectenbureau W. Snieder, H. Duyvendak en J.F. Bakker werden rond het oorspronkelijke gebouw diverse nieuwe bouwdelen gerealiseerd, waarin het merendeel van de ondersteunende functies werd ondergebracht. Deze opzet paste binnen het nieuwe beleid, waarbij gevangenen werden ondergebracht in afdelingen en ook meer gemeenschappelijke activiteiten konden worden georganiseerd.

Door de ‘nieuwe functies’ in de nieuwe delen onder te brengen bleef de hoofdstructuur van het oorspronkelijke gebouw relatief goed bewaard. Wel werden in de cellenvleugels alle middengangen met puien van de centrale hal afgescheiden, waardoor het oorspronkelijke ongedeelde ruimtelijke beeld ingrijpend veranderde. Binnen het gehele gebouw werden ruimtes op zeer uniforme wijze gerenoveerd, waarbij alle deuren en kozijnen, inclusief de celdeuren, werden vervangen.

Inmiddels staat het gebouw, na in 2014 nog korte tijd als vluchtelingenopvang te hebben gediend, leeg. Voor het gebouw wordt een nieuwe functie gezocht en de British School of Amsterdam onderzoekt de mogelijkheid om het gebouw en bijbehorend terrein tot school te transformeren. Een flinke uitdaging voor de architect, maar een nieuwe kans voor dit bijzondere gebouw.

Afb. 5: – Doorsnede over het administratiegebouw, waarbij goed de opzet van de Stalleskerk herkenbaar is – Bron: Stadsarchief Amsterdam, afb.nr. 5221BT903388

Afb. 14: – Plattegrond begane grond d.d. 1 maart 1888 – Bron: Stadsarchief Amsterdam, afb.nr. 5221BT903383