Jachtslot Mookerheide

Jachtslot Mookerheide glas-in-loodraam trappenhuis

Cultuurhistorisch Waardestellend onderzoek | april 2017 | opdrachtgever: Natuurmonumenten

Jan Jacob Luden

Jan Jacob Luden (1877-1935) stamde af van een in de 17de eeuw uit het Noorse Bergen naar Amsterdam geëmigreerde koopman. Diens nazaten hadden zich in het verzekerings- en bankwezen, onder anderen bij de bankiersfirma’s Hope & Co. en Van Loon & Co, grote rijkdom verworven, zodat de familie in de 19de eeuw verschillende landgoederen en buitenplaatsen in de omgeving van Doorn en Overveen bezat. De vader van Jan Jacob, Jacob Hendrik Luden, verhuisde in 1878 van de Herengracht in Amsterdam naar buitenplaats ‘De Wildbaan’ in Driebergen. In 1877 had hij ook het kasteel van Heumen verworven en in 1879 verkreeg hij de titel ‘Heer van Heumen’.

De moeder van Jan Jacob, Tetia Catharina Moll was al in 1879 overleden, zodat Jan Jacob na het overlijden van zijn vader in 1889 samen met zijn zus Georgina Maria in een pleeggezin werd geplaatst en naar een kostschool ging. Jan Jacob erfde naast het kasteel van Heumen en de Heerlijkheid Heumen een fors kapitaal aan waardepapieren, zodat de waarde van zijn bezittingen op zijn zeventiende al ca. 1,6 miljoen gulden bedroeg. Hij kon hierover echter pas beschikken nadat hij in 1900 meerderjarig werd.

Hij vatte toen het plan op om een landgoed te stichten en vanaf 1901 werden door bemiddeling van rentmeester Derk Gijsbert Montenberg gronden aangekocht van diverse eigenaren. In totaal maar liefst ca. 145 ha. Vanaf 1902 werd naar ontwerp van de Nijmeegse architecten Oscar en Henri Leeuw begonnen met de bouw van het Jachtslot De Mookerheide.

De bouw van Jachtslot Mookerheide

Zoals uit de in 1909 opgestelde verkoopbrochure blijkt, moet dit voor de architecten een ideale opdracht geweest zijn. Deze brochure vermeldt: “Hij [Luden] gaf in groote trekken zijne bedoelingen aan, beperkte de financieele zijde der zaak niet binnen enge lijnen en verstrekte zijn bouwmeesters derhalve ruime opdracht.”

De bouw startte in 1902. Een ‘eerste’ steen werd door Luden gelegd op 31 oktober 1903, maar op dat moment zal de bouw al voor een deel gevorderd zijn geweest. De bouw werd uitgevoerd door de aannemer S. Grandjean Perinot Comtesse uit Nijmegen.

Het huis was van alle denkbare luxe voorzien en omvatte ondermeer een ‘ruime keuken’ met lift naar de eetzaal, een brand- en inbraakvrije kluis, een huistelefooninstallatie, warm- en koud stromend water en een ‘inrichting voor het kunstmatig uitbroeden van eieren. Dat laatste hield ongetwijfeld verband met het plan van Luden om op de tweede verdieping een ‘vogellaboratorium’ in te richten.

Het gebouw kreeg een eigen elektrische installatie, aangelegd door L.A. Moll uit Nijmegen. Hiervoor werd stroom opgewekt door middel van een in het dienstgebouw geplaatste, 16 pK sterke motor van Siemens en Halske. De elektrische armaturen werden geleverd door de firma Becht en Dyserinck uit Amsterdam. De centrale verwarming werd geleverd door de firma Stokvis uit Arnhem. Het schilderwerk werd uitgevoerd door G. Frohwein uit Nijmegen.

T.b.v. de waterinstallatie was in de toren, direct onder de uitkijkverdieping, een waterreservoir van 26 m3 ingebouwd. Het water werd hierin gepompt door een in het dienstgebouw opgestelde pomp.

Het ameubelement werd vervaardigd door de firma H.F. Jansen en Zonen uit Amsterdam en de firma Drukker en Cohen uit Nijmegen, naar ontwerp van Henri Leeuw.

Hoewel de bouw globaal tussen 1902 en 1905 plaats vond, heeft de afronding nog langer geduurd. Zo vermeldt de brochure uit 1909 over de eetzaal dat deze onvoltooid is en is ingericht voor het bewaren van planten.

Wat betreft het exterieur kreeg het hoofdgebouw de omvang en opzet die ook nu nog grotendeels aanwezig is. Grootste veranderingen hebben later plaats gevonden aan de achterzijde. Daar was in aanvang niet de thans aanwezige uitbreiding achter het souterrain aanwezig. Ter plaatse van de huidige serre was al een serre aanwezig, maar uit de foto’s blijkt dat dit een ruimte met een halfrond gebogen dak was. Dit dak werd afgedekt met oprolbare rietmatten.

Het aan de oostzijde aangebouwde dienstgebouw was enkellaags, waardoor de dwarsgeplaatste kap boven het middendeel en de op de noordoosthoek gesitueerde duiventoren duidelijk boven het volume staken. De achtervleugel was aanzienlijk korter. Het deel tussen het hoofdgebouw en deze achtervleugel was aan de achterzijde uitgevoerd als een overkapte binnenplaats. De voorgevel had een zeer gesloten karakter. In dit dienstgebouw waren naast de machinekamer voor de elektrische installatie ook een stal voor vier paarden met aansluitend een koetshuis. De noordoostelijke hoektoren was als duiventoren ingericht en bood plaats aan maar liefst 1.000 duiven.

Verkoop in 1910

Al tijdens de afronding van de bouw bleek het jachtslot niet te ‘passen’ bij het leven van Luden. Heumen, Mook en Nijmegen zijn te ‘bekrompen’ voor de vrijbuiter en levensgenieter. Vanaf 1904 woonde Luden officieel in Parijs. Mookerheide werd alleen incidenteel gebruikt voor jachtpartijen en grote jachtfeesten.

In september 1909 vond de verkoop bij inzet en toeslag plaats. Daarbij werden het jachthuis met omliggend park gescheiden ingezet van verschillende bos- en heidepercelen. Hoewel de realisatie van het landgoed en de bouw van het jachtslot Luden ongeveer Fl. 300.000,- had gekost, werd besloten werd uitgegaan van een verkoopprijs van Fl. 150.000,- uitgezonderd de inventaris.

De inzet bleek echter zeer teleurstellend met een bod van slechts Fl. 90.500,- van de Nijmegenaar Coenraad Arent Hiebendaal. De verkoop vond dan ook niet plaats.

Opmerkelijk is echter dat op 4 mei 1910 alsnog verkoop plaats vond en wel voor een bedrag van slechts Fl. 65.000,- voor het totale complex van 133 ha. Met alle bijbehorende opstallen. De verkoop werd door de familie van Luden als ‘noodzakelijk’ gezien om het landgoed nog te redden, aangezien Jan Jacob er niet meer naar omkeek.

De nieuwe eigenaar, de bemiddelde Anthonie Vroeg en zijn zus gingen het jachtslot permanent bewonen en voerden diverse veranderingen door. Niet alleen werd het landgoed verder uitgebreid, maar ook werd het landgoed verfraaid en werden verschillende nieuwe bijgebouwen gerealiseerd, waaronder een tuinmanswoning.

Hoewel Vroeg zich vanaf 1928 in Montreux vestigde, bleef Mookerheide nog tot 1947 in zijn bezit. Het werd in deze periode nog slechts korte tijd bewoond door enkele familieleden van Vroeg.

Gebruik als klooster 1947-1985

Nadat het jachtslot tijdens de Tweede Wereldoorlog nog tijdelijk werd gebruikt als hoofdkwartier voor de Wehrmacht, werd het op 4 februari 1947 door A.M. Vroeg verkocht aan de Zusters van Sint Dominicus van Bethanië.

a een verbouwing werd het jachtslot in gebruik genomen als klooster. Op het terrein werden nog verschillende gebouwen toegevoegd t.b.v. de functie als meisjesinternaat.

Bij een eerste fase werd het gebouw met relatief beperkte aanpassingen geschikt gemaakt voor het gebruik als klooster. Hiervoor werd de begane grond van het dienstgebouw tot kapelruimte omgevormd. Binnen het hoofdgebouw werden op de tweede verdieping slaapruimtes gecreëerd en ook een deel van de ruimtes op de verdieping werd hiervoor geschikt gemaakt. De karakteristieke serre werd nu vervangen door de huidige serre met een rechthoekige opbouw.

Al snel na de eerste verbouwingen en de ingebruikname als klooster vond in 1950 een grootschalige uitbreiding plaats, waarbij de kloostervleugel de huidige opzet met een lange achtervleugel kreeg naar ontwerp van de Bredase architect Frans Verwoerd. De uitbreiding kreeg twee bouwlagen en ook het oostelijke deel van de al eerder deels verhoogde voorvleugel kreeg nu twee bouwlagen. Op de begane grond van de uitbreiding werd een extra kapelruimte gerealiseerd. Op de verdieping van de achtervleugel werden leslokalen en een praktijkruimte voor een arts en psycholoog ingericht.

In 1971 en 1975 vonden nog enkele interne wijzigingen plaats. In een eerste fase bedoeld om het aantal slaapplaatsen te vergroten en bij de tweede fase werden slaapkamers juist vergroot en werden eerdere slaapzalen in kamers opgedeeld.

Gebruik als hotel-restaurant

Nadat het landgoed met daarop gelegen Jachtslot Mookerheide in 1985 eigendom werd van Natuurmonumenten werd het jachtslot verpacht en na een verbouwing in gebruik genomen als hotel-restaurant. De officiële openingshandeling werd verricht door  Dr. J. Kremers, Gouverneur van Limburg, op 27 november 1986.

In deze periode hebben binnen het hoofdgebouw hoofdzakelijk renovaties binnen de bestaande structuur plaats gevonden. Binnen de kloostervleugel waren de ingrepen ingrijpender en hier is ook de indeling behoorlijk gewijzigd.

Belangrijkste aanpassing aan het exterieur betreft het verdwijnen van de gekleurde geveldecoraties van het hoofdgebouw omstreeks 1986. Hierdoor werd het oorspronkelijke architectonische beeld in hoge mate verstoord.

Toekomst

Natuurmonumenten zal op termijn voor het zeer bijzondere en bovendien vrij goed bewaard gebleven Jachtslot Mookerheide weer een nieuwe pachter zoeken, die het fraaie jachtslot op passende wijze zal exploiteren. Voorlopig ligt de focus op het herstel van het monumentale gebouw. Hiervoor heeft Natuurmonumenten nog verschillende vervolgonderzoeken laten uitvoeren, zoals een kleurhistorisch onderzoek en onderzoek naar het glas-in-lood en de historische wand- en plafondafwerkingen. Meer hierover is te zien op de Projectsite van het landgoed.

Zicht op het hoofdgebouw, omstreeks 1905 – Bron: Gemeentearchief Nijmegen, afb.nr. F73784

Interieur van de jachtkamer, foto opgenomen in verkoopbrochure “Het landgoed De Mookerheide” uit 1909 – Bron: Gemeentearchief Nijmegen

De 16 PK Siemens en Halske motor t.b.v. de eigen elektriciteitsvoorziening, uit verkoopbrochure 1909 – Bron: Gemeentearchief Nijmegen

Overzicht van het bijgebouw met stallen, koetshuis en geheel rechts de duiventoren in maart 1935 – Bron: Gemeentearchief Nijmegen, afb.nr. GN10923

Jachtslot Mookerheide in de steigers tijdens de bouw, omstreeks 1903 – Bron: Gemeentearchief Nijmegen, afb.nr. F73783